Er volgen nu diverse zinnen. Vervoeg het werkwoord in elke zin.
- Noteer eerst het getal en dan het werkwoord. Zet er één spatie tussen (bijv. 2 wordt)
- Staat het woord aan het begin van een zin, dan schrijf je het met een hoofdletter (bijv. 3 Lopen)
- Kies voor de tegenwoordige tijd als de tijd niet duidelijk uit de zin blijkt.